Loopt’t, lukt’t, leeft’t
Soms gaat een (sport)les niet helemaal lekker. Om dan bij te kunnen sturen, gebruiken veel lesgevers in bewegingsonderwijs en jeugdsport het model loopt’t, lukt’t, leeft’t van Chris Hazelebach. Dit model krijgt nu een verdiepende laag door het nieuwe handboek van Jeroen Koekoek (docent en associate lector Bewegen, School en Sport) en Wytse Walinga (docent en onderzoeker). Het biedt nieuwe inzichten vanuit de praktijk en onderzoek en maakt het model nog beter toepasbaar in de praktijk.
Praten over goed lesgeven
De termen loopt’t, lukt’t en leeft’t staan voor de drie grote vragen: hoe regelen we de activiteit samen? (loopt’t), heeft ieder kind een passende uitdaging? (lukt’t) en zijn kinderen gemotiveerd om mee te blijven doen? (leeft’t). In alle drie de invalshoeken kan geleerd worden. Wytse en Jeroen kwamen in de praktijk tegen dat dit model wat platgeslagen gebruikt werd. Studenten konden immers deze vragen beantwoorden met ‘ja’ of ‘nee’. Om het gesprek inhoudelijker te maken hebben de auteurs ‘een mate van’ principe toegevoegd en daarvoor een metafoor bedacht.
“De metafoor is drie spotlights die de beweegactiviteit beschijnen en deze lichten zijn verbonden aan een mengpaneel waarop te zien is hoe het gaat. Elke spotlight staat voor een andere ‘L’: Rood staat voor loopt’t, geel voor lukt’t en blauw voor leeft’t. Alle lampen staan altijd aan. Ze beïnvloeden elkaar ook. De metafoor met eenvoudige taal zorgt ervoor dat je een beter gesprek kunt voeren over de kwaliteit van lesgeven. Dit helpt onze studenten in hun ontwikkeling als lesgever ,” vertelt Jeroen.
“Op het mengpaneel kan een student bijvoorbeeld aangeven in welke mate de les loopt. Tussen ‘ja’ of ‘nee’ zitten nog allemaal stappen,” vult Wytse aan. “Daarmee voeg je iets toe aan het gesprek tussen studenten en opleidingsdocenten of werkplekbegeleiders. De metafoor van het mengpaneel lokt als vanzelf een wijze van coachen uit. Deze start, met het in kaart brengen van wat er gebeurt, vraagt dan logischerwijs om toelichting van de lesgever. Daarom hebben we ervoor gekozen om het mengpaneel niet alleen te tekenen, maar ook echt als ‘werkend’ paneel in de kaft te verwerken.”
Van kennisoverdracht vanuit de theorie naar behoefte aan theorie vanuit de praktijk
Onder elke vraag (loopt’t, lukt’t, leeft’t) onderscheiden de auteurs drie elementen die invloed hebben op de les. Onder loopt’t vallen bijvoorbeeld: werkvorm, afstemming met de groep en sfeer. In het boek gebruiken ze hiervoor draaiknoppen bedoeld als mechanisme van invloed: als een lesgever hieraan draait, kan dat ervoor zorgen dat de les beter loopt en heeft daarmee effect op het schuifje op het mengpaneel. Om de les te verbeteren geeft het boek praktische opdrachten én theoretische verdieping.
“In veel onderwijs is theorie gecentreerd: deelnemers krijgen een cursus over theorie X en moeten dat dan meenemen in de praktijk,” legt Wytse uit. “Wij draaien dat om: we beginnen in de praktijk en analyseren die aan de hand van de schuiven op het paneel. Daarna, via praktische opdrachten, reiken we studenten de theorie aan. Zo ontstaat er hopelijk een betekenisvolle koppeling naar theorie en verdieping vanuit de praktijk. Omdat je altijd start met ‘wat gebeurt er eigenlijk, krijg ik het wel of niet voor elkaar?’ Om dit nog inzichtelijker te maken hebben we gekozen voor een rijk geïllustreerd boek. Dit zijn allemaal manieren waarop we de theorie toegankelijk maken zodat studenten geïnteresseerd raken en meer willen weten over de theorie en wie de theorie heeft ontwikkeld.”
“Doordat we het boek in verschillende lagen hebben opgebouwd, is het boek niet alleen geschikt voor eerstejaars studenten,” vertelt Jeroen. “Ook ouderejaars en docenten uit het werkveld kunnen het boek gebruiken, omdat ze verschillende lagen aan kennis kunnen aanboren. Voor eerstejaars studenten is het mooi als ze straks het gesprek met het mengpaneel gaan voeren en vervolgens werken met opdrachten en observatiekaarten. Ouderejaars, opleidingsdocenten en docenten uit het werkveld kunnen ook eventueel de theorie achter de opdrachten en draaiknoppen opzoeken en bestuderen. Die mogelijkheden zitten allemaal in het boek.”
Onderzoek en onderwijs
Wytse en Jeroen zijn zowel werkzaam als docent bij de academie lichamelijke opvoeding (Calo) en onderzoeker en associate lector bij het lectoraat Bewegen, School en Sport. Daarnaast zijn ze als innovator van de jeugdsport werkzaam bij het Jeugdsport innovatiecentrum. Tussen onderzoek en onderwijs vindt een kruisbestuiving plaats zowel in de bachelor als in de master. Praktijkgericht onderzoek over vakdidactiek levert inzichten in beweegonderwijs die geïmplementeerd kunnen worden in het curriculum. En andersom geeft de praktijk van lesgeven binnen het onderwijs en het werkveld weer input voor nieuw onderzoek. De kruisbestuiving is ook merkbaar in het boek.
“In het boek is bijvoorbeeld te lezen over onderzoek naar motorisch leren en ook over het ontwerpen van leerrijke omgevingen”, waar beide auteurs voor lectoraat Bewegen, School en Sport onderzoek naar doen. “Daar onderzoeken wij hoe we studenten kunnen helpen met inzichten over hoe kinderen leren en hoe dat beter kan worden gestimuleerd. Door te schrijven over leerfasen in bewegen, kan een lesgever beter snappen hoe zo’n leerproces gaat,” legt Jeroen uit.
Wytse: “Onze rol in zowel het lectoraat als opleiden versterkt de verbinding tussen onderzoek en kennis uit de praktijk van het lesgeven en opleiden. In het boek brengen we die twee kennisgebieden bij elkaar en maken het beschikbaar voor onze studenten. Dat is een belangrijke taak van het praktijkgerichte onderzoek dat wij doen: verantwoordelijkheid dragen voor wat wij onderzocht en gevonden hebben en dat toegankelijk te maken voor studenten en het werkveld. Daarbij streven wij ernaar om reeds bestaande theorie te koppelen aan de lesgeefpraktijk. Dit doen wij onder andere door middel van dit boek.”
Een handboek als werkboek: ezelsoren, krassen en gebruiken
Het boek is niet gemaakt om alleen maar uit te lezen. De auteurs hebben bewust ruimte gelaten voor eigen invulling en zien hun handboek eerder als een werkboek. Onder de opdrachten kunnen ‘gebruikers’ van het boek eigen bijdrages schrijven, er zijn QR-codes die linken naar leskaarten. Ook zijn er 42 aan theorie gekoppelde praktijkoefeningen opgenomen.
Jeroen: “Als studenten dit boek gebruiken en de lege velden vullen met de opdrachten, dan leidt dat hopelijk ook er toe dat ze als lesgever of als toekomstige lesgever een eigen taal gaan ontwikkelen. Want dit boek is een voorzet van ons, maar we hopen op termijn dat hier ook andere woorden of meer woorden voor lesgeven komen. Zo wordt er dan een eigen didactiek ontwikkeld. Ook hoop ik dat studenten en startende docenten over een paar jaar allemaal met dit mengpaneel een gesprek voeren. Bijvoorbeeld net na de gymles: boek uit de tas, mengpaneel erbij en dan kijken: hoe ging de les?”
Wytse: “Als ze erin gaan schrijven en eigen aantekeningen maken, ezelsoren erin vouwen en zo, zou dat volledig in lijn liggen met hoe wij leren graag zien. Het is voor ons namelijk een constante ontwikkeling waarbij het hoogste leerniveau experimenteren is. Als de student of docent in het veld met de materie zelf weer kan spelen, dan is dat het hoogste niveau van vaardig zijn. Deze spelende houding vind je ook terug in het model over leerfasen in het boek.”
Over Jeroen Koekoek en Wytse Walinga
Wytse Walinga en Jeroen Koekoek zijn opleidingsdocenten aan de academie lichamelijke opvoeding (Calo) op Hogeschool Windesheim. Naast onderzoeker zijn ze docenten vakdidactiek met een specialisme in spelsporten. Jeroen is associate lector bij het lectoraat Bewegen, School en Sport, waar ook Wytse als onderzoeker werkt. Wytse is hoofd van de conceptuele lijn van het Jeugdsport innovatiecentrum waar ook Jeroen als innovator werkt. Samen schreven ze eerder boeken zoals Sportspelen, het internationale boek Gamebased Pedagogy in Physical Education and Sports en de publicatie Ontdekkend leren voetballen.
Vragen over dit nieuwsbericht?
Stel ze aan de Newsroom via newsroom@windesheim.nl(opent in nieuw tabblad)