Naar cookie instellingen Hoofdinhoud Hoofdnavigatie

Het belang van perceptuele bekwaamheid voor gymleraren

Banner image

Waar kijkt een docent naar tijdens de gymles? Leren gymleraren vanzelf goed kijken als ze na hun opleiding aan de slag gaan in de praktijk? Of is het belangrijk dat aanstaande docenten al tijdens hun studie leren observeren zodat het proces van perceptuele bekwaamheid wordt versneld. Onderzoeker Mariëtte van Maarseveen doet vanuit het lectoraat Bewegen, School en Sport hier onderzoek naar. We interviewden haar al eerder in het begin stadium van haar onderzoek. Inmiddels is het onderzoek in de volgende fase aanbeland. Tijd voor een update!

Nog even in het kort: wat houdt het onderzoek in

Twee docenten Lichamelijke Opvoeding (LO) beoordeelden samen leerlingen die turnoefeningen moesten doen voor een lessenreeks die ze gingen afsluiten. Terwijl ze naar dezelfde leerling keken kwamen ze erachter dat hun beoordeling niet op één lijn zat. Hoe kan dit; zien wij iets anders? Met deze vraag klopten de leraren aan bij het lectoraat Bewegen, School en Sport. “Daar zijn we op verder gegaan,” vertelt Van Maarseveen, “want ja, waar kijken docenten eigenlijk naar?” 

Vanuit deze vraag hebben ze breder onderzoek gedaan naar waar een docent naar kijkt tijdens een gymles middels een gazetracker, een bril die jouw oogrichting volgt. Het belang hiervan is dat je makkelijk inzichtelijk maakt waar iemand naar kijkt en waarnaar niet, dit maakt dat je ook bewuster  wordt van wat je doet. Op papier lijkt de gazetracker dus een ideale tool om de blik van de docent te volgen. 

“We zijn gestart met videobeelden van een turnles. Hier hebben we deelnemers naar laten kijken met de gazetracker op. Onder de 180 deelnemers zaten eerstejaars & vierdejaars ALO-studenten, docenten met twee tot 5 jaar werkervaring, docenten met meer dan 10 jaar werkervaring en omdat het een turnactiviteit betrof, ook turntrainers met meer dan 10 jaar werkervaring.” 

Wil je uitgebreider teruglezen wat de overwegingen zijn? Lees hier het eerdere artikel ‘Een meesterlijke reflectietool’ terug!

De methode binnen het onderzoek

In februari waren er al de vermoedens dat de ervaring van een docent ertoe deed. Deze kunnen nu worden bevestigd. Naast het analyseren van de beelden heeft Van Maarseveen ook onderzocht wat de docenten en studenten doen na hun observatie. Bij het analyseren van de beelden én aanvullend onderzoek over handelen, kwamen de verschillen naar boven.

“We hebben hen gevraagd welke handeling zijzelf zouden doen bij het zien van de beelden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan handelingen als ‘ik zou die leerling een tip geven’, ‘ik zou voor deze leerling de trampoline verder naar achter schuiven’ of ‘ik zou die leerling tot de orde roepen’. Vervolgens hebben we dit geanalyseerd.” Niet alleen de handelingen zijn geanalyseerd; de beelden van de gazetracker werden ook bestudeerd. “We hebben gemeten waar de dragers van de gazetrackers precies naar kijken. Hoeveel kijken ze naar de leerling die gaat springen, naar de leerlingen die in de rij staan te wachten, en naar de trampoline zelf?” 

Met aanvullende vragenlijsten over met welke visie ze hun vak uitvoeren, inschattingen van hun eigen vaardigheden en een afgenomen kennistoets over methodes en didactische kennis om te kijken welke factoren van invloed zijn op de keuzes die zij maken, heeft Van Maarseveen een mooi rond pakket gemaakt.

Uitkomsten

Er blijkt een heel duidelijk verband te liggen tussen ervaring en handelingen. Hoe langer iemand aan het werk is, hoe meer interventies iemand uitvoert en hoe meer verschillende interventies diegene in zijn arsenaal heeft. “We zien dat eerstejaarsstudenten weinig interventies doen en als ze iets doen vaak dezelfde handeling uitvoeren. Zo blijven ze vaak een tip herhalen. Daar staat tegenover dat iemand met meer ervaring, met meer diversiteit komt. Een docent die langer voor de klas staat, past daarmee veel meer maatwerk toe. Zo geven ze leerlingen naast een tip, ook wel eens een voorbeeld of veranderen ze het arrangement om een oefening makkelijker of moeilijker te maken voor een groep.” Ze weten dus verschillende manieren toe te passen om een bepaald doel te behalen.

Naast verschil in instructie, werd ook gekeken naar het verschil in kijkgedrag. “Je ziet eigenlijk veel minder verschil als het hierop aan komt. Er wordt even vaak en even lang naar de verschillende locaties gekeken. Ervaring maakt hierin geen grote uiteenlopende verschillen,” vertelt Van Maarseveen. Waar het verschil in ervaring dan wel weer terugkomt, is in hoe uitgesproken een docent is in wat het doel van de activiteit is. “Hoe meer ervaring mensen hebben, hoe duidelijker ze een visie hebben. Wat vinden zij bijvoorbeeld belangrijk in een les en waar focussen ze op? Voor de beginnende docent lijkt alles even belangrijk en wordt er veel minder onderscheid gemaakt.” Dit maakt het ook lastiger om de meest relevante informatie op te pikken.  

“Wat dan wel opvallend is dat wat docenten zeggen belangrijk te vinden en dat wat ze daadwerkelijk doen niet altijd overeenkomt. Er zijn bijvoorbeeld docenten die aangeven dat plezier het belangrijkste is in hun les, terwijl de meeste interventies die gepleegd worden er juist op gericht zijn om de leerlingen beter te maken. En andersom. Dit zien we terug bij alle groepen: studenten, startende- en ervaren docenten. Dat is merkwaardig.” 

Toekomstplannen

Van Maarseveen heeft nu verschillende stappen gezet. De resultaten liggen er, nu is het zaak het verder te brengen. “We hebben eerst met videobeelden van gymlessen gewerkt, nu krijgen de docenten en studenten die meedoen aan het onderzoek de gazetracker ook echt mee om in hun eigen lessen te gebruiken. Een les, met je eigen klas is natuurlijk heel anders dan videobeelden van een les. Dus dat gaat de komende periode ook resultaten opleveren waar we verder mee kunnen werken.”

“Wat we tot dusver hebben gemerkt is dat de gazetracker een handige tool is om te kijken naar het perspectief van een student of docent. Door later te reflecteren op handelingen tijdens de les, wordt het inzichtelijk waar ze naar kijken en wat ze doen. Goed leren kijken is echt belangrijk, dus met dit onderzoek hoop ik meer aandacht te krijgen voor leren kijken binnen de opleidingen van het bewegingsonderwijs.” 

Daarom is Van Maarseveen ook begonnen met een pilot waarin ze twee studenten de gazetracker mee geeft naar stage om daar zelfstandig te gebruiken als reflectietool. Na een korte uitleg, bleek dat de studenten er direct mee aan de slag kunnen en dat ook direct doen. “Het kan nu heel simpel gebruikt worden door de gazetracker te verbinden met je smartphone. Binnen een halve minuut heb je de set-up klaar en kun je starten met filmen. Zo is het mooi laagdrempelig!” De gebruikers van de gazetracker zijn daarnaast ook positief. Een van de studenten die meedeed aan het onderzoek gaf aan helemaal niet door te hebben dat hij zo op bepaalde dingen gefocust was. De gazetracker hielp hem met een stukje bewustwording van zijn blikrichting. Ze gaat deze pilot snel op grotere schaal uitvoeren.