Differentiëren met expliciete en impliciete motorische leermethoden in speciaal (basis)onderwijs
Bewegingsonderwijzers in het speciaal (basis)onderwijs streven naar succeservaringen van hun leerlingen bij het (leren) bewegen. De diverse en complexe gedrags- en beweegproblematiek van de leerlingen stelt hen echter dikwijls voor de didactische vraag welke leermethode voor welke (groep) leerling(en) geschikt is om het bewegen te verbeteren. Zelfs ervaren bewegingsonderwijzers ondervinden daarbij handelingsverlegenheid: “Dit werkt niet voor deze leerling, wat nu?”
- Lectoraat: Bewegen, School en Sport
- Betrokken onderzoekers: John van der Kamp, Marjan Kok en Corina van Doodewaard
- Partners: Bewegingswetenschappen Vrije Universiteit Amsterdam, Koninklijke Vereniging voor Lichamelijke Opvoeding, SBO De Boemerang , Apeldoorn, SO Markerichtersveld, Apeldoorn, SBO de Carrousel, Hoogveen, SO de Ambelt, Steenwijk, ACCRES, Apeldoorn.
- Financiering: Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) in het programma Kortlopend onderwijsonderzoek.
Leermethoden
Differentiëren met expliciete en impliciete leermethoden is hier belangrijk. Hoe meer gedetailleerder de verbale uitleg over de bewegingsuitvoering, hoe explicieter de leermethode. Recent onderzoek toont dat de effectiviteit van expliciete leermethoden sterk van het verbale werkgeheugen afhangt, sterker dan bij impliciete leermethoden. De rol van het visueel-ruimtelijk werkgeheugen is onduidelijk.
Wat wij onderzoeken
Of deze leermethoden ook bij leerlingen in het speciaal (basis)onderwijs verschil maken en in hoeverre het verbale en/of visueel-ruimtelijke werkgeheugen dit voorspelt, is nu onbekend. Wel is bekend dat het werkgeheugencapaciteit van deze leerlingen een stuk lager is, vooral visueel-ruimtelijk. De individuele verschillen zijn echter aanzienlijk. Wij onderzoeken de effectiviteit van expliciete (leerhulp met gedetailleerde uitleg) en impliciete leermethoden (leerhulp met beeldspraak) bij al deze leerlingen en bepalen in hoeverre de effectiviteit wordt voorspeld door de capaciteit van het verbale en visueel-ruimtelijke werkgeheugen. De leerlingen oefenen het ballen slaan met een knuppel en het balanceren op een slackline.
Hoe dit onderzoek helpt
Dit onderzoek helpt bewegingsonderwijzers om hun leermethoden binnen een klas groepsgewijs te differentiëren en om alle leerlingen succes te laten opdoen. Kennisbenutting richt zich op implementatie van kennis over differentiëren in de opleiding van aankomende bewegingsonderwijzers, en bewustmaking van (ervaren) bewegingsonderwijzers hoe ze met leermethoden effectief differentiëren.
Meer weten?
Neem contact op met: John van der Kamp, Marjan Kok of Corina Doodewaard.
E-mail: gj.van.der.kamp@windesheim.nl(opent in nieuw tabblad) of cl.van.doodewaard@windesheim.nl(opent in nieuw tabblad)